Haeghe Ooievaar 1 – Scheve Toren 1 : 4 – 4
Woensdag 29 januari slaagde ons 1e team erin om het 1e team van Scheve Toren (Pijnacker) op een 4-4 gelijkspel te houden. Er waren remises voor beide Theo’s en overwinningen van Aad, Stefan en ondergetekende. Best wel een goede prestatie tegen een opponent met een stevig ELO-overwicht (6 spelers met 1800+ tegenover 2 bij ons).
Daarmee hebben ons voor even – er moeten 2 wedstrijden gespeeld worden deze ronde – op de eerste plek genesteld. Ik ben benieuwd of we dit niveau vol kunnen houden.
Onze volgende wedstrijd is op maandag 9 maart uit bij
RSC-Belgisch Park 1 (op Scheveningen).
Tussendoor speelt ons bekerviertal ook nog de 2e ronde op woensdag
12 februari tegen hetzelfde RSC-Belgisch Park – maar dan gewoon thuis.
Hieronder per bord een wat uitgebreider verslag.
Bord 5-8:
Theo had wit op bord 8. Op de 7e zet week zwart van de Theo-rie af en speelde een wat ongebruikelijke zet met een randpion. Wit ontwikkelde zich gewoon verder, terwijl zwart doorging met z’n pionnen. Bleek toch lastig. Op zet dertig had wit net iets meer dan 2 minuten en zwart nog een klein half uur. Er volgde dameruil en kwaliteitswinst voor zwart. Wit had nog wel een pion extra (6 tegen 5). Op zet 43 sloeg zwart met de toren een pion op d5 (zie diagram).
Er volgde daarop met wit 12 sec en zwart 6 minuten: 44. Pxd5
Kxd5 45.Ke3 Kxc6 46. Kf4 Kc5. 47.Kxf5? (a5!!) d5 48.g4 d4 49.Ke4 Kc4 50.g5 d3
51.g6 d2 52.g7 d1D 53.g8D+ Kb4 en remise op voorstel van zwart, met wit nog 50
sec en zwart 5 en halve minuut.
Thuis gaf de computer op de 47e zet: 47.a5 met eerst een waardering van plus 60
en even later mat in 23 voor wit. Is makkelijk te overzien met weinig seconden
… (Is zelf met veel meer tijd niet gemakkelijk uit te rekenen.)
Op bord 7 gingen er bij Rob (met zwart) heel snel al veel stukken van het bord. Hij had vermoedelijk een veel gemakkelijkere avond gehad als hij bij het linker diagram 14 … o-o-o+ had gespeeld. Na 15.Ke3 kan zwart zelf c6-c5 spelen, het staat dan aardig gelijk. In de partij kon wit de pionnen b4 en c5 opspelen en een toren op d6 posteren.
In een toch al lastig eindspel ging Rob bij het rechter diagram definitief de fout in. Hij had hier 43 … a5 moeten spelen, en had nog kunnen vechten voor remise.
Nu ging het snel mis na 43 … Lc6? 44. a5! Kxa5 45. Kxc5 Ld7 46. Lxe6!
In de zijn bekende stijl had Aad (6) met wit na 15 zetten een voordelige stelling, met bijbehorend pionnencentrum, op weten te bouwen. Zie linker diagram. Bovendien had hij ook veel minder tijd verbruikt.
Dit was blijkbaar net iets veel luxe want daar was 10 zetten later niks meer van over. Het was juist zwart die met zijn pionnen het centrum beheerste. Zie diagram rechts. Toen was het zwart die niet goed wist hoe hier mee om te gaan. Wit kreeg spel via de c-lijn en via de diagonaal a3-f8 en zwart wachtte veel te lang om zijn centrumpionnen op te spelen. Toen vervolgens, na dameruil, zwart die pionnen (+ op de damevleugel) kwijt raakte én een kwaliteit armer was mocht onze teamcaptain het punt noteren.
Op bord 5 reageerde Maurits (met zwart) creatief op de vroegtijdige opmars van de witte e-pion door … deze gewoon te negeren. De pion mocht zelfs doorlopen tot veld f7, waar deze het zwarte spel danig hinderde. Daartegenover kwamen de zwarte stukken in eerste instantie wel actiever te staan dan de witte, en bleef de witte koning gedwongen (kwetsbaar) in het centrum. In de loop van het – best wel ingewikkelde – spel kwamen de witte stukken steeds beter te staan en in combinatie met de zwarte tijdnood moest Maurits uiteindelijk toch capituleren.
Bord 1-4:
Ook onze andere Theo op bord 4 bereikte een puntendeling. In een Franse partij met de bekende variant, offerde zwart zijn koningspionnen voor spel in het centrum. Wit bleef echter in het voordeel en kon naar een gewonnen eindspel afwikkelen. Na wat slordigheden van wit bleef er helaas een niet meer te winnen eindspel met 2 pionnen meer over: lopers van ongelijke kleur.
Flip op bord 3 belande met zwart via een zetverwisseling in een soort Stonewall. Het is dan vaak lastig om met weinig ruimte de stukken op de goede velden te krijgen. Dit leverde meteen ook een stevige achterstand op de klok op. Op een gegeven moment zag ik dat wit een kwaliteit ging winnen. Toen ik weer later nog eens blik op het bord naast mij wierp was Flip er in geslaagd om een stevig initiatief richting witte koning te ontwikkelen. Ook zat wit was de witte tijdsvoorsprong danig geslonken. Een goede reden om eens wat beter naar de zwarte stelling (en kansen) te kijken. Toen viel mij pas op dat zwart niet een ‘kwal’ maar een hele toren was kwijtgeraakt. Wit bleek uiteindelijk de zwarte aanval af te slaan. Ten koste van maar een kwaliteit werden er veel stukken geruild, en moest zwart met een heel paard minder zijn zich overgeven.
Zelf mocht ik met wit aantreden op bord 2. Met veel denkwerk aan beide kanten kregen we – bleek achteraf – 13 zetten aan theorie in een soort Maróczy op het bord. Vervolgens deed ik 2 ongelukkige loperzetten en kwam direct onder druk op de damevleugel. Zwart kon de verleiding niet weerstaan om daar een pionnetje te pakken. Dat gaf mij wel de gelegenheid mijn loper te activeren en de zwarte koningsstelling onder druk te zetten. In de diagramstelling dat het wit is die – ondanks een pion minder – op winst speelt.
Zwart heeft hier net 27…g6-g5 gespeeld waarmee een g4-g5 van
mijn kant voorlopig van de baan is. Ik wist hier even niks beter te verzinnen
mijn pion terug te pakken met 28.Lxe6. Ik mis hier een grote kans om de partij direct
te beslissen: 28.Txf7+!! Ik had hier een zet eerder wel naar gekeken maar dat
levert niet meer dan remise op. Nu echter is het wel goed omdat er geen zwarte
pion meer op g6 staat. De geforceerde variant gaat als volgt: 28.Txf7+ Kxf7
29.Dxe6+ Kg7 30.Df7+ Kh8 31.Dxf6+ Kh7 32.De7+ Kh8 33.De5+ Kh7 34.De4+ (dit is
het verschil!) Kg7 35.Dxa8.
In de partij deden we het beiden (in tijdnood) niet even sterk, zwart net even
wat minder. Op de 33e zet ging mijn tegenstander in een verloren
eindspel ‘door de vlag’.
Als laatste was Stefan nog bezig op bord 1. Met een 3-4
achterstand rekende (hoopte?) ik wel op een overwinning van onze topscorer. Met
zwart had hij in een rustige Siciliaan zijn tegenstander positioneel overspeeld
en kon afwikkelen naar een eindspel met een kwaliteit meer. Vermoedelijk had
hij twijfels hoe dat eindspel te winnen en besloot de kwaliteit niet te pakken
en met toren en loperpaar de witte koning op te jagen in hoop op een spoedig
mat (of zo). Dat laatste bleek – zeker door goed tegenspel van wit – tegen te
vallen.
Toen de overige borden al klaar waren konden de toegestroomde omstanders
constateren dat inmiddels wit een pionnetje meer had en misschien zelfs wat
beter stond. De beslissing zou in de wederzijdse tijdnoodfase moeten vallen.
Hierin bleek Stefan net iets behendiger en koelbloediger – net als in onze
eerste seizoenswedstrijd. Eerst gaf zwart het loperpaar op om twee pionnen
terug te winnen, daarna was het wachten op de beslissende fout van de
tegenstander. Toen deze zijn toren onhandig neerzette en een kwaliteit weggaf
(nu wel echt) kon onze eerste-bordspeler de felicitaties in ontvangst nemen en
eindigde de teamwedstijd toch nog in een gelijkspel. (Pfff).
Henk van Huizen
Haeghe Ooievaar 1 | 1794 | – | Scheve Toren 1 | 1848 | 4 | – | 4 | |
1 | S. Bekker | 2330 | – | R. de Smit | 1918 | 1 | – | 0 |
2 | H. van Huizen | 1903 | – | K. Dekker | 1984 | 1 | – | 0 |
3 | P. Oosterhout | 1781 | – | D. Theijn | 1882 | 0 | – | 1 |
4 | T.F. van Orsouw | 1777 | – | E.J. Tromp | 1985 | ½ | – | ½ |
5 | M.M. Bons | 1716 | – | S. Ottenhof | 1875 | 0 | – | 1 |
6 | A.J. van Eijk | 1586 | – | J. Kleijn | 1767 | 1 | – | 0 |
7 | R. Warmerdam | 1699 | – | M. Hubert | 1835 | 0 | – | 1 |
8 | T. van der Pol | 1558 | – | W. Bergers | 1540 | ½ | – | ½ |
Bron: Haagse Schaakbond